De volkspoppenspeler heeft bij zijn vaste set poppen
gewoonlijk ook een pop die een monster voorstelt, als personificatie van de beestachtigheid. In het ene land heeft hij de
gedaante van een
draak, in het andere van een
krokodil of een gevaarlijke
hond. Het beest heeft een vervaarlijke klapbek. Deze is soms zo gemaakt dat een prooi in zijn
keelgat kan verdwijnen. Zo kan het slachtoffer of een
attribuut - onzichtbaar voor het publiek - opgevangen worden door de
poppenspeler in zijn
poppenkast.
|
Illustratie uit: Les méfaits de Gaspard:
Drame comique en 6 actes et 6 tableaux.
Impressum: Guérin-Müller, Paris (18-?).
Stamboeknummer: 70.495. |