Wayangtechniek uit Indonesië (Java). Net als bij
wayang lemah is er geen
speelscherm en geen schaduw. Gespeeld wordt met driedimensionale houten
stokpoppen. 'Golek' betekent 'rondom'. De figuren gaan gekleed in een sarong (een van de
heupen afhangende, dichtgenaaide, geplooide, geweven of gebatikte doek (kaïn), zowel door mannen als vrouwen gedragen). Hoe
hoger het aanzien van de persoon des te fijner is de kleding. Ook de hoofdtooi en de armversieringen spelen een belangrijke rol.
Kop, haar en hoofdtooi zijn als één geheel uit hout gesneden en fraai beschilderd. De kop kan naar links en rechts draaien.
Hij zit op een stok die dwars door de holle romp loopt en onderaan eindigt in een handvat. De hand van de speler wordt bedekt
door de sarong van de pop. De figuur heeft geen benen. De armen kunnen bewegen in de schouders en ellebogen. Aan de handen zijn
dunne stokjes bevestigd om de beweging te sturen. De
dalang (poppenspeler) staat (of zit) met zijn gezicht naar de
toeschouwers. Vóór hem ligt de stam van een bananenplant, waarop de poppen worden
geprikt die niet in actie zijn. Achter de dalang zit het
gamelanorkest.
Zie ook
Wayang kulit.
|
Illustratie uit: Wayang golek.
Auteur: Peter Buurman.
Impressum: A.W. Sijthoff, Alphen aan den Rijn (1980).
Stamboeknummer: 70.366. |