De Franse toneel- en romanschrijver Victor Hugo (1802-1885) stak weleens een
Polichinellepopje in zijn jaszak: om zijn kinderen te amuseren, maar ook om politici
fijntjes een spiegel voor te houden. Hoe hij dat aanlegde, vertelde hij aan een zekere Jules Claretie.
Deze noteerde het relaas en liet het later opnemen in het in 1889 te Parijs uitgegeven boek 'Le Guignol des
Champs-Elysées'. Victor Hugo sprak aldus: 'Hebt u nooit politieke of filosofische problemen met ernstige mensen besproken,
terwijl kleine ondeugende handjes de zakken van uw jas doorsnuffelen op zoek naar speelgoed? Het is een plezier dat ik mij
zo nu en dan gun. De politici zitten op mijn canapé. Ik wandel al sprekend heen en weer. En terwijl de kinderen mij in het
oog houden, laat ik uit mijn jaszak de blonde haarkrul van een pop of het puntje van de neus van een of andere schelm zien
('Le bout du nez de quelque Pantin!'). Dan schitteren de ogen van de kinderen en gretige
handen strekken zich naar mij uit en onderzoeken de panden van mijn overjas, grijpen in de zakken, en onder triomfantelijk
gelach komt een Polichinelle te voorschijn. Wanneer mijn vrienden erg verbaasd zijn, vertel ik hun dat ik Polichinelle aan
mijn kinderen toon om ze de politicus te leren kennen. Zij lachen, maar niet van harte. Het is een reuzegrap
('C'est très farce!').'
Illustratie: Le secret de Polichinelle (briefkaart).
Impressum: G. Dupont-Emera, Brussel (1900=1903).
Inventarisnummer: 00946.